Bye bye Buenos!
Als trouwe volgelingen van dit reislog zullen jullie je wel afvragen waar de fotoserie blijft. Helaas, ook Laura´s camera is bezweken aan de gevolgen van het reizen door Zuid-Amerika. We vermoeden dat een Braziliaanse geneeskundestudent er erg gelukkig mee is. Om over de foto´s van ons die erop staan nog maar te zwijgen. Om de pijn te verzachten hebben we de hand weten te leggen op een antiek erfstuk uit de vorige eeuw: een gewone, analoge camera, zonder automatisch doordraaisysteem met als voornaamste feature een flits. Heel retro allemaal. De kennis van de analoge fotografie blijkt geen evergreen, aangezien we bij het einde van het eerste rolletje vrolijk het klepje openden en vervolgens het rolletje vastdraaiden in de camera. Het heeft ons een halve dag gekost om iemand te vinden die het rolletje operatief kon verwijderen.
De wortel van het cameraprobleem lag in Rosario, waar we heen gevlucht waren om de hitte in Buenos Aires te ontsnappen. De Lonely Planet beloofde ons witte stranden, eilandjesen fris water. Dit vertaalde zich in de praktijk in zandbanken langs een ondiepe vervuilde rivier. Na elke zwempoging verliet je het water als een met olie besmeurde vogel. Voor dit niet-onverdeelde genoegen werd je nog geacht te betalen ook, maar we moesten wat... De enige andere hotspots van Rosario zijn namelijk het geboortehuis van Che Guevara en het monument van de Argentijnse vlag. Een bezoek aan deze megalomane parodie op een Griekse tempel deed ons nadenken over het verschil tussen de Nederlandse en de Argentijnse cultuur. De ontwerper van de Argentijnse vlag wordt geëerd als nationale held, terwijl zijn Nederlandse evenknie anoniem is gebleven, of althans voor de gemiddelde Nederlander.
Aangezien Rosario dus een oase van rust is, besloten onze hostelgenoten wat tegenwicht te bieden. We deelden de verdieping met vijf Brazilianen, die zich gedroegen alsof ze het rijk alleen hadden. Bij voorkeur waren ze ´s nachts actief, wat gepaard ging met een overdreven aantal decibellen. Wij dachten dat geneeskundestudenten wat meer beschaving in zich hadden. Waarschijnlijk zijn zij namelijk ook verantwoordelijk voor het ontvreemden van de camera. De doorgaans ordinaire en altijd schreeuwende brasilèèèiros hadden bij ons al geen goede pers, maar na deze episode hebben ze het compleet bij onsverbruit.
Na een korte tussenstop in Buenos Aires vlogen we - met in achtneming van het gebruikelijk Argentijnse academische halfuurtje - naar Iguazú, waar de watervallen op ons wachtten. Er viel genoeg water, zoveel was duidelijk. Helaas niet alleen uit de watervallen. Iguazú ligt tegen de tropen aan, dus we hadden ons ingesteld op extreem hoge temperaturen en muggenplagen. De weergoden hadden echter wat anders voor ons in petto: drie dagen lang werden we geteisterd door hoosbuien en onweer. We hebben de watervallen bezocht vanonder de plastic overkapping van onze poncho. Laura tartte het lot door bij elke minuscule opklaring haar poncho met veel misbaar uit te trekken. Dit werd uiteraard steeds bestraft met een privéwaterval vanuit de lucht. Ondanks het grijze regengordijn waren de watervallen enorm en heel erg indrukwekkend.
Toen al onze kleren volledig gedrenkt waren in rode kleimodder besloten we dat het tijd was om terug te keren naar betere oorden, te weten Buenos Aires. We zitten nu in de wijk San Telmo, die ooit een van de rijkste van de stad was. Een enorme gele koortsepidimie maakte echter korte metten met deze positie en pas sinds kort komt er door het toerisme verbetering in de buurt. Veel van de oude huizen van rijke families werden in mindere tijden verbouwd tot ´conventillos´, grote huizen waar tientallen immigrantenfamilies woonden. San Telmo is nu de meest levendige buurt van Buenos Aires, met veel cafés en mooie oude huizen (voor Argentijnse begrippen dan). Een ideale buurt om de laatste paar dagen door te brengen, hoewel de hitte ons ook al naar het zwembad heeft gestuurd. De stringbikini´s waren er niet van de lucht.
We vermaken hier ons nog wel even, hoewel de kerstboom bij 30 graden begint te detoneren. In Nederland wachten ons vast andere toestanden. ¡Hasta pronto!
Hetgeëditeerde verslag van deze reis is nu voor 80 euro te bestellen! Geïnteresseerden kunnen zich melden bij de auteurs. Zolang de voorraad strekt!
Peentjes zweten in Palermo
Naar onze voller tevredenheid verlieten we Punta del Diablo op een dag met regen, regen, en nog eens regen.Bye Bye strandparadijs, hallo grote stad!
Natuurlijk hoopten we dat het weer in Montevideo een beetje op zou knappen, en dat heeft het gelukkig ook gedaan. Want.... Montevideo is niet bijzonder interessant. Hoewel het een redelijk grote stad is, met maar liefst 1,3 miljoen inwoners, heeft het de uitstraling van een provinciestadje. We hebben veel door de stad gewandeld, en toen het mooie weer eenmaal los brak hebben weop op zwaar ondermaatse fietsen een fietstochtje langs de boulevard gemaakt, en onderwijl uit totale vervelingzelfs een vuurtoren bezocht. De boulevard schijnt inde zomermaanden (december en januari) echt een hotspot te zijn, maar nuwaren de kleine strandjes - bij ons bezoek bezaaid met dode vissen - een baken van rust en vuilnis.
´s Avonds is er in Montevideonagenoeg niemand op straat, waardoor we ons genoodzaakt zagen om meerdere avonden in de tv-kamer door te brengen in het gezelschap van dr. House.Deafstandbediening in onsbezit krijgen was overigensgeen sinecure, omdat de tv eeninmense populariteitgenoot. Het hostel was niet alleen hostel, maar er woonden ook studenten en mensen die voor ´student´ moesten doorgaan. Een van die studenten, een man van in de veertig, had min of meer een abonnement op de tv genomen. De tv-kamer werdhierdoor een obsessie voor ons,met als gevolg datwe ruimschoots voordat we werkelijk tv wilden gaan kijken al plaatsnamen in de tv-kamer, om maar alvast terrein af te bakenen.
Uruguayanen lijken heel erg op Argentijnen, met dit verschil dat ze veel rustiger zijn en dat hun consumptie van mate (bepaald type kruidenthee, die de Argentijnen ook drinken), werkelijk alle spuigaten uit loopt. Op straat loopt werkelijk bijna iedereen - bejaarden, jongeren, gehandicapten, noem het maar op - met een thermoskan met mate. Het lijkt ons nogal overdreven, wij lopen toch ook niet de hele dag met een kop kamillethee onder de arm?
Op zaterdag namen wena enkele gemoedelijke daagjes Montevideo, het lijkt ons het beste het zo te omschrijven, de boot naar Buenos Aires.Ons beleidbestaat eruitelke keer als we in Buenos Aires zijn in een andere wijk te verblijven, enna de vorige keerMicrocentro gingen we nu naar Palermo. Palermo is een hippe wijk met veel cafes, musea en parken, van welke faciliteiten we gretig gebruik hebben gemaakt.Alle musea zijn hier overigens gratis of bijna gratis, misschien een ideetje dat navolging verdient in Nederland?
Een minpuntje aan Palermo is trouwens dat er hier heel veel honden zijn. Enhun geblaf is dan nog niet eens zo erg, erger is de Argentijnen hun mormeltjes te pas en te onpas op straat hun behoefte laten doen, waardoor de geur in bepaalde straten niet te harden is. Het eerste hostel in Palermo waar we in logeerden (ja, zelfs binnen Palermo bewegen we ons), bevond zich in downtown dog area; de omgeving van ons huidige hostel ruikt gelukkig gewoon naar boom.
Het weer is hier al dagenlang schitterend (of verstikkend warm, hoe je het wil noemen), een enkel regenbuitje daargelaten, dus de fleecevesten hangenalweer een tijdje te simmen in de kast. Overdag is het vaak te warm om in de zon te zitten, en dus, dachten wij, was het tijd voor een bezoek aan het zwembad. Maar de zwembaden hier gaan tot onze verbazingpas in december open. Daarom hebben drastische maatregelen genomen en reizen zondag voor een paar daagjes af naar Rosario, geboorteplaats vandrie illustere figuren: Messi, Che Guevara en niet te vergeten de Argentijnse vlag. Rosario ligt aan de rivier Paraná en heeft vele strandjes en eilandjes.
We maken ons trouwens lichtelijk zorgen over hoein Nederlandte overlevenzonder dagelijks eendeeg- of gefrituurd product. We werken hierper dag minstens een deegapparaat in de vorm van een
empanadaof een stukhartige taart naar binnen. Een grote valkuil is de empanada met groenten. Elke keer weer bestellen we die, en elke keer weer vergeten we dat een emapanda met groenten eigenlijk
gewoon een empanada met acelga (snijbiet)is. Acelga is een spinazie-achtige groentesoort die hier mateloos populair is. Over het waarom van deze ongekende populariteit hebben we al meerdere malen
ons hoofd gebroken: is de acelga extreem goedkoop, extreem gezond, Argentijnse trots? Het blijft een raadsel...
Aan het echte nachtleven van Palermo zijn we nog niet toegekomen, wel hebben we een hele mooie tangovoorstelling bezocht. Voor morgen hebben we kaartjes voor een feest gekocht, dus dr. House, die
hier werkelijk te pas en te onpas wordt uitgezonden, zal ons een avondje moetenmissen. De beste man zal het wel aankunnen,denken we zo.
Extreme excursies en Engelsen
Verheugd kunnen we jullie melden dat we inmiddels veranderd zijn in echte backpackers. Van slaapzalen liggen we niet meer wakker (mits deze niet bevolkt worden door meer dan 6 personen en door maximaal 3 Angelsaksen), we worden versierd door andere vrouwen, we hebben al 3 dagen ons haar niet meer gewassen en we zijn gaan raften. Jawel, jullie lezen het goed: raften. Na maandenlange tegenstand zijn we uiteindelijk overstag gegaan (figuurlijk dan, niet tijdens het raften zelf...) en gingen we - volledig ingesnoerd in reddingsvesten en helmen - met een opblaasvlot de rivier op. Onze bemanning bestond voornamelijk uit zoetwatermatrozen met een hoog oestrogeengehalte: drie meisjes, een Britse homo en een zijige Spanjaard. Onze raftervaring kan dus met recht 'extreme rafting' genoemd worden en bijkomen aan het zwembad was dan ook een absolute noodzaak.
We ontdekten ook al snel dat Mendoza te klein was voor echte globetrotters als wij, dus togen we naar een stad van een wat acceptabeler formaat: Buenos Aires. Op aan- en afraden van velen hadden we onze intrek genomen in Millhouse hostel, dat bekend staat als het partyhostel van de stad. Ter plaatse bleek dat 90 procent van de medebewoners uit Engeland, de VS of Australië kwam. Zoals te verwachten viel, resulteerde dit in krijsende meisjes op de gang, overmatige bierconsumptie en korte rokjes. Onze juist-ontsproten backpackersgeest werd dus direct op de proef gesteld en faalde jammerlijk. We wisten er nog net een excursie uit te persen naar La Boca - de volkswijk van Buenos Aires - inclusief bezoek aan het stadion van de club van Maradona.
Op zoek naar bredere horizonten en een gebronsde tint hebben we de boot gepakt naar Uruguay. Onze medereizigers verklaarden ons voor gek, maar we hadden van een anonieme bron vernomen dat het zeer de moeite waard was. Een tocht per veerboot (leuk en zonnig) en twee bussen (minder leuk en minder zonnig) later stonden we in Punta del Diablo. Hoewel het nabijgelegen Punta del Este zo ongeveer het Ibiza van Uruguay is, besloten we voor het kleinere - en meer pittoreske - broertje te gaan. Het hoogseizoen staat op het punt van losbarsten, dus in alle hotels en restaurants wordt er non-stop getimmerd en schoongemaakt. Dat deze werkzaamheden in Nederland doorgaans drie maanden voor het begin van het strandseizoen beginnen, lijkt hier niet te zijn doorgedrongen. We zijn dus enigszins beperkt in de accommodatie en zitten - wederop op een slaapzaal - in een redelijk kansloos hostel. De enige bar van het dorp zit vlakbij, te weten in het hostel waar we de eerste nacht sliepen. We hebben het vertier toch liever iets verder van onze slaapkamer, zo bleek.
Ondanks het feit dat het ook hier wemelt van de Angelsaksen - zelfs de eigenaar van ons hostel is een Amerikaan - vermaken we ons hier prima met de koude zee trotseren, langs het water lopen, de inheemse natuur bewonderen, een beetje bronzen, (proberen te) surfen en empanada's met vis eten. Binnenkort is er echter een weersverslechtering voorspelt, dus pakken wij onze biezen. Montevideo ligt nog in het verschiet, waar we fietstochten langs het strand gaan maken en wellicht een dansje wagen. En als dat allemaal niet lukt, kunnen we altijd nog op bezoek gaan bij de moeder van Luis Suarez.
Argentijnse avonden
De treinreis naar de Boliviaanse grens valt alleen maar te omschrijven als verschrikkelijk. Hoewel het kaartje ons een lieve duit - nouja, naar Boliviaanse standaarden dan - had gekost, was het
comfort ver te zoeken. De stoelen waren heel klein en bovendien stond de verwarming op een stand die zelf bij temperaturen beneden het nulpunt nog niet gerechtvaardigd werd. ´s Ochtends werd met
name Laura, die naast de verwarming sliep, wakker met het gevoel in een pollo frito (gefrituurde kip, het nationale gerecht in Bolivia) te zijn getransformeerd.
Eenmaal gearriveerd bij de Boliviaanse grens mochten we aansluiten in een lange rij om het Argentijnse grondgebied te betreden. Na een uur waren we eindelijk de douane gepasseerd, en vanaf de
Argentijnse grens namen we de bus naar Salta. Daar kwamen we pas ´s avonds aan enwerden we overvallen door een verzengende hitte. En daarmee bedoelen we dertig graden´s avonds. De warmte is er de
reden van dat de stad pas laat in de avond echt tot leven komt. Toen wij de eerste avond om negen uur in een restaurant zaten, waren we dan ook ietwat aan de vroege kant. Inmiddels hebben we dat
probleem overigens niet meer, en zorgen we dat we niet voor tien uur in een restaurant zitten.
Het eten is hier trouwens vrij eentonig. Iedereen eet ´s avonds, hoe kan het ook anders, grote stukken vlees, en pizza en pasta. Als vegetariërs zijn we aangewezen op pizza en pasta en salades.
Moelijker is het om een broodje te bestellen. Ze hebben ham, ham met kaas, ei met kaas, ham met worst, et cetera, maar nooit kaas alleen.Gelukkig zijn ook hier de empanadas (deeg gevuld met
groenten, kaas of vlees), allom aanwezig.
In Salta hebben we ons vermaakt met rondwandelen, een museum bezoeken, in een kabelbaantje de Cerro Bernardo bestijgen, wijn van de Torrontésdruif proeven en het plaatselijke nachtleven verkennen.
Dit alles beviel ons allemaal erg goed, maar de reizigerplicht riep, en dus besloten we enkele dagen later de bus te nemen naar La Rioja. In La Rioja is op zich niet veel te zien, maar we
gebruikten het als uitvalbasis om naar Parque Ischigualasto te komen, een natuurpark dat Wererfgoed is en waar dinonsaurusfossielen gevonden zijn.
Een excursie naar Parque Ischigualasto regelen was een behoorlijke queeste. Waar normale warmegebieden een siësta vaneen uur oftweein acht nemen, houden ze in La Rioja siësta van een uur ´s middags
tot zes uur ´s avonds! Belachelijk, zo vonden wij, en dat hebben wij dan ook aan meerdere Riojanos laten weten. Uiteraard hadden zij daar geen boodschap aan, want ´Het is hier gewoon heel warm, nog
warmer dan in Spanje´. Door deze uitgerekte siësta, die de werkdag lichtelijk opbreekt,moesten wij tot ´s avondswachten om onze excursiete regelen.
De volgende dag gingen we per auto naar Parque Ischigualsto, waar we het museum met dinosaurusfossielen hebben bezocht en een tour door het park hebben gemaakt. Vooral de dinosaurusfossielen hebben grote indruk op ons gemaakt, zie de foto´s ... Vervolgens werden we per auto naar een kleine dorpje, genaamd San Agustín de Valle Fértil (Fértil betekent vruchtbaar, maar alles is relatief, gezien het feit dat het er alsnog kurkdroog was), gebracht. En vanaf daar zouden we ´s avonds de bus nemen naar Mendoza. Zouden, want eenmaal daar bleek er helemaal geen bus te gaan. We waren verkeerd voorgelicht en gedoemd in dit van God verlaten oord de nacht door te brengen. Gelukkig bleek er een leuk hostel te zijn, waar wat andere mensen waren met wie ons die avond goed hebben vermaakt.
De volgende dag zijn we dan toch afgereist naar Mendoza waar we ´s middags aankwamen en nu al bijna drie dagen verblijven. In Mendoza zijn de meeste hostels hip en in het bezit van een zwembad, en ook het personeel doet zijn best om bij de tijd te zijn. De hele dag dreunen er reggaeton tonen door de gangen.Gisteren hebben we een wijnexcursie gedaan, waarbij we met de fiets langs bodegas hebben gefietst, en vandaag hebben we door de stad gewandeld en het park met een bezoek vereerd om aan de broodnodigebronzing te werken. Het is hier iets minder warm dan in het Noorden van Argentinié, dus het avondlijke leven is ook iets minder spectaculair. Gisteravond wilden we rond half twaalf uur een ijsje halen, en hadden we zelf problemen om een ijssalon te vinden. Misschien dat de vrijdagavond iets spectaculairder...
Sucre en salares
Hoewel La Paz en Sucre niet méér van elkaar kunnen verschillen, strijden beide steden om het predicaat hoofdstad van Bolivia(Onsis het nog niet helemaal duidelijk wie de winnaar is).La Paz is een grote chaotische stad die haar best doet om zo Amerikaans mogelijk te zijn, wat zich vooral vertaalt in de aanwezigheid van ontelbare fastfoodrestaurants. Sucre daarentegen is een rustig stadje met smalle straten en huizen met witte muren en rode daken. De trots van Sucre is dat er in 1825 de onafhankelijkheid werd getekend en er is dan ook een heel museum aangewijd. Afgezien van de daadwerkelijke zaal waar de onafhankelijkheid ondertekend werd, waren er in het museum voornamelijk portretten van (ex-)presidenten te vinden. De huidige president Evo is van indiaanse afkomst en detoneerde dan ook behoorlijk in deze galerij van verder blanke, besnorde mannen.
Een tweede hoogtepunt van Sucre was een bezoek aan de dokter want jawel, Eva had in de tropen een verstekeling opgedaan. Deze ongenode gast had de vorm aangenomen van een vliegje dat zich vastbijt in je huid en daar een eitje legt. Daar komt dan een nieuw beest uit, dat op zijn beurt weer een ei legt enzovoort. Hoewel wij het voorbestaan van allerhande beesten natuurlijk een warm hart toedragen, moest dit insect verwijderd worden. Gelukkig was er een dokter in de zaal, die wel iets weg had van een vies oud mannetje, maar wel verstand van zaken leek te hebben en ook in Europa had gewerkt. Deze ´boro´ - ofanchylostoma braziliensis voor de liefhebbers - werd vakkundig de das om gedaan en de reis kon voortgezet worden.
Bij het verkennen van Sucre kwamen we erachter dat er zich op onverklaarbare wijze grote hoeveelheden Nederlanders hebben gevestigd. Er is een Nederlands restaurant, een café en een bakkerij (compleet met bossche bollen en stroopwafels). Het café hoort bij een goed doel dat straatkinderen ondersteunt door allerlei activiteiten aan te bieden. Bolivia is het armste land van Zuid-Amerika en tot nu toe hadden we de bedelende mensen met pijn in ons hart compleet genegeerd, maar dit leek ons een goede gelegenheid om iets voor de medemens te doen. We gingen op pad met Alberto, een zwijgzame jongen van 16 (en 1.50m), die ons naar Yotala, een dorpje in de buurt bracht. Geheel in overeenstemming met onze beperkt-avontuurlijke insteek kwam er aan deze tocht noch raften, noch mountainbiken te pas. Er was zelfs een toeriste van 71 jaar die dezelfde tour had gemaakt. Desalniettemin waren we erg trots op onszelf.
Hoewel Sucre een leuke en aangename stad is, zit een ware backpacker nooit stil. Uyuni en zijn zoutvlaktes (salar in het Spaans) lag op ons te wachten, dus waagden we ons aan een busrit mét wagenzieke medepassagiers en zónder verharde weg. Uyuyni zelf is een mistroostig oord, midden in de woestijn (Laura´s grap ´Haha, welkom in Uyuni´ bleek misplaatst te zijn, aangezien het echt Uyuni was). We besloten dan ook om zo snel mogelijk een tocht van drie dagen langs de zoutvlaktes te maken, om daarna zo snel mogelijk weer weg te kunnen. De twee Austalische jongens die de tour agency ons als reisgenoten in het vooruitzicht had gesteld, bleken twee Israelische jongens (daar zijn ze weer!) en een stel uit Parijs te zijn. De tour was erg indrukwekkend maar af en toe ook afzien. Vooral de tweede nacht - waarbij een lakenzak, een slaapzak, drie dekens en een sprei niet genoeg waren om je warm te houden -was echt verschrikkelijk. Later vernamen we dat er temperaturen van -22 de ronde deden. Gelukkig maakten de lagunes, flamingo´s, vicuñas en kleurige rotsformaties veel goed. Vanavond nemen we de trein richting Argentinië, waar hopelijk een paradijs van comfort op ons ligt te wachten.
Van Puno tot la Paz
Vanaf Cuzco zijn we met de bus naar Puno gegaan, een niet bijzonder interessant en erg vies stadje gelegen aan het Titicaca meer vlakbij de grens met Bolivia. Natuurlijk had ons bezoek aan deze poel des verderfs wel een reden; vlakbij Puno liggen de rieten Islas Flotantes. Op de Islas Flotantes woont een volk dat de Uros heet en die maken alles van riet, niet alleen hun eilanden zelf, maar ook hun huizen, meubels, echt alles. Ze leven er onder vrij basale omstandigheden, hoewel er een hoop verbeterd is sinds ze een paar jaar geleden de beschikking over zonne-energie hebben gekregen.
Behalve een bezoek aan de Islas Flotantes had Puno niet veel te bieden, dus al vrij snel spoedden we ons naar Copacabana in Bolivia. Dit was een erg relaxed en vriendelijk stadje, waar we ons vermaakt hebben met rondwandelen, consumeren en ´zijn´, en ook een bezoek aan het Isla del Sol, waar de zonnegod Inti de eerste Inca´s zou hebben gecreëerd, kon niet uitblijven.De eerste avond dat we er waren besloten we te gaan koken- soms kan je het lokale eten even niet meer aan. We hadden gekookt, in een keuken waar alles vies was, en hadden ons juist geïnstalleerd voor de televisie, toen de electriciteit uitviel. Er zat niets anders op dat in het donker bij kaarslicht verder te eten, en daarna naar onze kamer te gaan. Aldaar, we schrijven negen uur, viel Eva al snel in een tomeloze slaap, maar heeft Laura nagenoeg de hele nacht wakker gelegen. Zo vroeg naar bed...dat eist zijn tol voor sommigen.
NaIsla del Sol ging de tocht voort naar la Paz, hoofdstad van Bolivia, gelegen op ongeveer 3600 meter hoogte. De eerste dag zijn we een half uur op zoek geweest naar ontbijt, alles was nog dichtoom negen uur, en uiteindelijk eindigden we bij een lief Boliviaans vrouwtje dat brood met eien rozenthee voor ons maakte. Rozenthee wil zeggen gekookt water met echt rozenknoppen erin. Er zat niet veel smaak aan... De rest van de dag hebben we een beetje rondgewandeld in de regen (heb weer in La Paz is een beetje deprimerend, erg veel regen en niet zo warm) en geconstateerd dat la Paz eigenlijk een grote markt is. Werkelijk overal staan kraampjes met eten, eten, eten en soms ook kleren en toiletartikelen. En dat zijn alleen nog maar de markten buiten, er zijn ook nog de overdekte centros comerciales, die eigenlijk op hetzelfde neerkomen. Als je ´s middags op de markt komt zit iedereen te eten, en ook wij hebben dat een keer gedaan (in Peru trouwens ook meerdere keren). Tussen allemaal Boliviaanse mannetjes die lunchpauze hebben zit je dan voor 6 bolivianos (0,60 cent), een menu bestaande uit soep met pasta en daarna rijst met een enorme gefrituurde groentenomelet naar binnen te werken. Na zo´n lunch voel je je zelf ook een gefrituurde groenteomelet, maar honger heb je in ieder geval niet meer.
Vanuit la Paz hebben we onze tocht naar de pampas, gelegen vlakbij het plaatsje Rurrenabaque, geboekt. We zijn er met een klein vliegtuig - ongeveer twintig personen passen erin- heen gevlogen. Eenmaal daar ervoeren we een enorme temperatuurshock; la Paz 17 graden en regen, Rurrenabaque 30 graden en zon.... De dag na onze aankomt gingen we op een pampasexcursie, en we bleken in een groep met vijf Israëliers te zitten. En dan geen gewone, maar maar liefst vier behoorlijk gelovig met keppeltjes op die koosjer moesten eten, dat vaak erg veel tijd kostte (zelf brood bakken, eigen pannen gebruiken et cetera). Ze waren erg aardig, daar niet van, maar wij hebben ons verbaasd over hoe mensen op die manier kunnen reizen... Het lijkt ons dat ze behoorlijk geïsoleerd van andere nationaliteiten reizen. Onze pampasexcursie duurde drie dagen, waar van de eerste en de laatste dag de heen en de terugreis waren. Het laatste stuk naar onze ecolodge, gelegen aan de oevers van de Pampas, legden we per boot af. Onderweg zagen we vele Capibara´s, schildpadden, kaaimannen en hele mooie vogels. Omdat het waterpeil van de rivier erg laag stond, moesten de jongens, en wij af en toe, er regelmatig uit om de boot een stuk te duwen. Vooral in het begin was dat een hele ervaring, omdat we niet bijzonder gecharmeerd waren van de aanwezigheid van de kaaimannen in onze nabije omgeving.
De tweede dag, al vroeg wakker gemaakt door het geluid van vogels, apen, en onbestemde grommende beesten, zijn we in de dampende hitte op zoek gegaan naar Anaconda´s, die we helaas alleen in de
vorm van stoffelijke overschotten gevonden hebben. Wel gevonden; een rode krab en een waterslang. ´s Middags zouden we gaan zwemmen met dolfijnen, die bleken zich echter verre van ons te houden,
dus was het eerder zwemmen met kaaimannen. Hoewel wij niets tegen de kaaiman hebben, het beest bestaat nu eenmaal en de rivier is zijn leefgebied, konden we er toch niet intens van genieten ons een
een donkerbruine rivier te laten zakken waar kaaimannen in piranas zich goed vermaken. We zaten dan ook snel aan de kant, terwijl de rest van de groep bommetjes maakte vanaf de boot...
Daarna gingen we pirañas vissen, dat wil zeggen de Israëlische jongens, en ook dat was maar een matig succes. Er werden twee pirañas en verder voornamelijk boomtakken, andere vissen, en elkaars
hengels gevangen.
Inmiddels zijn we weer terug in la Paz, helemaal lekgeprikt door de muggen in dePampas. vVanavond nemen we de bus naar Sucre. Hasta luego!
Adembenemend Cuzco
Het voordeel van reizen is dat je heel veel leuke dingen doet in een korte tijd. Het nadeel is dat de belevenissen elkaar soms zo snel opvolgen dat je niet meer weet waar je moet beginnen met navertellen.
Vorige week hebben we in de stad Cuzco doorgebracht. In de tijd van de Inca's (15e -16e eeuw)was Cuzco de hoofdstad van het imperium en ook vandaag merk je dat nog. Er zijn veel meer mensen in klederdracht (jawel, met van die kleurige gestreepte gewaden met bolle rokken en gekke hoedjes op) en in de stad zijn er oude muren uit het incatijdperk, die zonder cement in elkaar gezet zijn. Los van deze historische context is Cuzco ook de gringo(=toeristen)hoofdstad van het land of misschien wel van de wereld. Overal zijn er pizzarias, menus in het Engels en zelfs een welbekend klein schots eethuisje met een enorm assortiment aan hamburgers. Hoogtepunt (of dieptepunt, het is maar hoe je het bekijkt) van deze gringogekte was ons hostel. Op aanraden van velen verbleven we in het Loki hostel, dat als voornaamste voorziening een enorme bar heeft. De Engelsen en Australiers waren vanzelfsprekend niet van de lucht en tot onze verbazing bleek er ook een enorme kolonie Israeliers te huizen. Ze komen allemaal vers uit het leger en het kost ons wel eens moeite om ons politiek gezien op de vlakte te houden.
Het werd ons al snel duidelijk dat vrijwel iedereen in ons hostel avontuurlijker is ingesteld dan wij en een bezoek aan Peru als mislukt beschouwt als je niet gemountainbiked of geraft hebt. Wij raken al buiten adem na het beklimmen van de steile straat waar ons hostel aan ligt. Dat komt natuurlijk door het feit dat Cuzco op 3500 meter ligt, niet door onze gebrekkige conditie.
Net buiten het centrum valt het wel mee met alle toeristengekte en is Cusco en heel mooi en rustig plaatsje met smalle wit-met-blauwe steegjes, aardige mensen en belachelijk goedkoop eten. Gezien onze geringe voorkeur voor alles wat met vlees te maken heeft, eindigen we wel vaak met een omelet met groenten en rijst, maar die smaakt dan altijd goed (mits niet te vaak geconsumeerd).
Ook in de omgeving van Cuzco is een hoop te zien, wat we - getrouw aan onze beperte avontuurlijke inborst - per bus bezocht hebben. De naburige Valle Sagrado was voor de Inca's een heilige vallei (waarom is ons nog steeds niet helemaal duidelijk, maar we vermoeden dat het iets met een rivier te maken heeft) en er zijn dan ook allemaal oude gebouwen en complexen te bezoeken. Helaas zijn de Spanjaarden en de tand des tijds niet mals geweest voor de inca's en er is dan ook flink wat inlevingsvermogen voor nodig om er de caviafokkerijen en zonnetempels in te zien die er ooit stonden. Zeker als je bedenkt dat onze gids het stevast verdomde om de incatrappen richting de gebouwen te beklimmen en volstond met: 'hier is het, ik zie jullie over een half uur.'
Afgelopen zaterdag en zondag besloten we - om toch een beetje mee te kunnen praten met de waaghalzen in ons hostel - een tweedaagse tocht naar Machu Picchu te maken. Machu Picchu was vermoedelijk een heiligdom van de Inca's en ligt midden tussen de bergen van de Andes. Omdat de gehaten Spanjolen het nooit ontdekt hebben (wat we ons na twee uur steil klimmen in het noglanggeenochtendgloren heel goed konden voorstellen), is het complex redelijk goed bewaard gebleven. Machu Picchu is prachtig en sprookjesachtig en we hopen dat de foto's voor zich spreken. We zouden er bijna door vergeten dat op de heenweg de bus het begaf en we verder moesten achterin een vrachtwagen, onze gids ons in het stikdonker in de steek liet en dat hij dusdanig incompetent was dat er geen treinkaartjes voor de terugreis waren. Bijna.
Twee dagen later aanvaardden we de busreis naar het Titicacameer, dat op de grens tussen Peru en Bolivia ligt en een van de hoogste meren ter wereld is. Maar daarover vertellen we jullie een volgende keer.
Tot slot nog even de balans opmaken:
min: Eva's telefoon, ipod en camera; Laura's fleecevest.
plus: een nieuw fleecevest, een horloge en een enorme hoeveelheid koekjes.
Zeeleeuwen en zandkorrels
Inmiddels verpozen we alweer enkele dagen in het zonovergoten Arequipa. Vanuit Lima zijn we met de bus naar het kustplaatsje Pisco gegaan. Pisco is in 2007 getroffen door een aardbeving, en ligt grotendeels nog steeds in puin. Of het door de aardbeving komt weten we niet, maar Pisco is een door God verlaten oord waar niets te doen is, behalve..... zeebeesten spotten, wat we ons uiteraard geen twee keer lieten zeggen.
Volledig uitgerust - omdat in Pisco niets te doen is zaten we al om negen uur ´s avonds in pyjama naar een Baskische televisiezender te kijken - vertrokken we de dag na aankomst in Pisco op een excursie naar de Islas Ballestas. Dit samen met hordes andere toeristen, waaronder, erg opvallend, veel Fransozen. Die Fransozen zijn trouwens in heel Peru goed vertegenwoordigd, dat terwijl wij dachten dat ze toch nauwelijks hun eigen land uitkwamen. Met een boot voeren we langs een van de Islas Ballestas, en daar zagen we dat de Islas Ballestas qua bevolkingsdichtheid nauwelijks onderdoen voor Nederland. Op de rotsen zaten pinguïns, zonnende zeeleeuwen, heel veel soorten vogels, zeesterren een vuurrode krabben- allemaal keurig gegroepeerd per soort.
Na ons bezoek aan de Islas Ballestas gingen we naar het Parque Nacional de Paracas, waar we flamingo´s (uit de verte), fossielen en vulkaangesteente zagen. De dag daarna namen we ´s middags de bus naar Arequipa, waar we ´s nachts om vijf uur aankwamen in ons hostal, genaamd Home Sweet Home. De afgelopen dag hebben we door de stad gewandeld en genoten van het mooie weer hier (wel erg heet soms), het uitzicht (vulkaan Misti is vlakbij, evanals vele andere vulkanen), de cultuur (o.a. museum bezocht waar ijsmummie Juanita te bewonderen is), het lekkere vegetarische eten én uiteraard van de Pisco Sour (verukkelijk Peruaans drankje, met mate te gebruiken).
Iedereen is ons hostal is erg sportief en maakt trektochten van drie of vier dagen, maar wij besloten om in Cuzco een trektocht te gaan maken en hier een dagje naar de Cañon del Colca te gaan (de eennadiepste canyon van de wereld). Om half vijf ging de wekker, en na ongeveer vijf uur in de bus - van waaruit Eva vicuñas gespot heeft- kwamen we aan in een dorpje aan de rand van de canyon. Uiteraard waren er toeristen all over the place, evenals vrouwen in kleurige tradionele kleding, en aangelijnde alpaca´s en condors waarmee je op de foto kon. Maar wij hadden een ander doel, wij wilden van dit dorpje naar een ander dorpje wandelen. Na ongeveer een half uur wandelen over een stoffige weg kwamen we echter bij een grote donkere tunnel aan waarvan het einde voorlopig niet in zicht leek, dus besloten we weer terug te lopen. Daar hebben we, inmiddels getransformeerd in twee overjarige zandkorrels, de bus weer teruggenomen naar Arequipa. Al met al een vrij vermoeiende onderneming, maar wel goed om onze hoogte bestendigheid te testen (de dorpjes liggen boven de 3500 meter). Die van Eva bleek redelijk, die van Laura iets minder. We hebben er in ieder geval beiden een bloedneus aan overgehouden.
Vanavond gaan we met de nachtbus naar Cuzco, waar we morgenochtend rond zeven uur zullen aankomen, oh joy. Gelukkig kun je in de Peruaanse bussen altijd genieten van stichtelijke Amerikaanse films waarin de deugden van het Christendom nog maar eens benadrukt worden, en als dat nog niet slaapverwekkend genoeg is, zijn je Peruaanse medepassagiers dat wel, die altijd slapen in de bus, op welk tijdstip van de dag ook. Om elf uur stoppen de films en is het oogjes dicht en snaveltjes toe.